dinsdag 10 september 2013

Present Perfect Tense

Uitleg van de present perfect tense met de powerpoint zoals deze in de klas is behandeld.


Have/has + voltooid deelwoord / voltooid tegenwoordige tijd = present perfect (v.t.t.)


Vorm:    has (3e persoon enkelvoud = he, she, it) / have (overig = I, you, we, they)

+ voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord wordt als volgt gemaakt:

regelmatige werkwoorden     à werkwoord + ed

                                                                       rain     à        rained

                                                                       ask       à        asked

 
-wanneer het werkwoord al op een e eindigt voeg je alleen een –d- toe
                                                               hate     à        hated
                                                                 decide  à        decided

 
-wanneer het werkwoord eindigt op een medeklinker + y  à ied

                                                                       cry       à        cried
                                             (vergelijk:        play     à       played)

 
onregelmatige werkwoorden à 3e rijtje

                                                                       go        -           went    -           gone

                                                                       see       -           saw      -           seen

 

Let op!

 
In het nederlands wordt de v.t.t. gemaakt door:


heb(ben) + voltooid deelwoord
Zij hebben gezongen

They have sung

 

ben / is /zijn + voltooid deelwoord
Het vliegtuig is  al geland
The plane has already landed

 

Het engels kent dus alleen maar has / have + voltooid deelwoord.

 

Vragend en ontkennend maken


Staat er een hulpwerkwoord in de zin?


 

Vragend          Ja: Haal het hulpwerkwoord naar voren

                                   The train has arrived.

                                   Has the train arrived?

 

Ontkennend    Ja: Zet not (n’t) achter het hulpwerkwoord

                                   The train has arrived.

                                   The train hasn’t arrived



Gebruik:

 

A    De gebeurtenis is in het verleden begonnen en duurt nu nog voort. Er wordt vaak aangegeven hoe lang de actie al duurt.

Voor sprekers van de nederlandse taal is dit een erg lastige tijd. Wij gebruiken namelijk de tegenwoordige tijd in dit soort zinnen

 
Zij wonen hier al tien jaar
They have lived here for ten years

Hij is bakker sinds januari
He has been a baker since January  

 
In deze zinnen staat heel vaak for of since. For gebruik je wanneer je een tijdsperiode aangeeft. Since gebruik je wanneer je een tijdstip aangeeft. Ook wordt de Present Perfect gebruikt wanneer je een vraag stelt met hoe lang. So far / up till now geven ook aan dat iets in het verleden is begonnen en nog steeds voortduurt. Je gebruikt hier ook de present perfect.

                                  
Hoe lang werk je hier al?

How long have you worked here?    

                                  

B Het resultaat van de gebeurtenis in het verleden is nu nog van belang.

            Deze lijkt veel op het nederlands.

 
Hij heeft te veel gegeten (dus voelt hij zich niet lekker)
He has eaten too much (so he doesn’t feel well)

Zij heeft haar been gebroken (dus kan ze niet lopen)
She has broken her leg (so she can’t walk)

Zij zijn gevallen (dus hun armen doen zeer)
They have fallen (so their arms hurt)

 
De Present Perfect zoals uitgelegd bij B komt vaak voor bij de volgende woorden:

 

Just                 =          net, pas

Ever                =          ooit

Never              =          (nog) nooit

Yet                  =          al, nog

Already           =          al

Lately             =          de laatste tijd

 

LET OP!


In het nederlands mag je ook een voltooide tijd gebruiken wanneer de handeling in het verleden plaatsvond en afgelopen is. In het engels mag dat niet. Je mag dan alleen maar de verleden tijd gebruiken. Let op de verleden tijdsbepaling.

Mijn zoon heeft gisteren zijn huiswerk gemaakt =

Mijn zoon maakte gisteren zijn huiswerk.
(het nederlands kan dat op 2 manieren zeggen)

My son did (niet: has done) his homework yesterday.
(het engels kan dit maar op 1 manier zeggen)

Wanneer je yesterday in de laatste zin weg laat kan je de zin wel vertalen met has done.

My son has done his homework.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten